aanlonken

Conjugations List of Aanlonken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklonk aanlonkte aanheb aangelonkt
jij, je, ulonkt aanlonkte aanhebt aangelonkt
hij, zij, hetlonkt aanlonkte aanheeft aangelonkt
wijlonken aanlonkten aanhebben aangelonkt
jullielonken aanlonkten aanhebben aangelonkt
zij, zelonken aanlonkten aanhebben aangelonkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanlonken with some of the pronouns.

  • Ik lonk aan naar de mooie bloemen.
  • Jij lonkt aan naar een nieuwe auto.
  • Hij/zij lonkt aan naar een interessante baan.
  • Wij lonken aan naar een heerlijke vakantie.
  • Zij lonken aan naar een romantisch diner.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanlonken with some of the pronouns.

  • Ik lonkte aan naar het schilderij in de galerij.
  • Jij lonkte aan naar de taart in de etalage.
  • Hij/zij lonkte aan naar de hond in het park.
  • Wij lonkten aan naar de boot op het meer.
  • Zij lonkten aan naar de zonsondergang op het strand.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanlonken with some of the pronouns.

  • Ik heb aangelonkt naar die prachtige jurk.
  • Jij hebt aangelonkt naar dat lekkere gerecht.
  • Hij/zij heeft aangelonkt naar een spannend avontuur.
  • Wij hebben aangelonkt naar dat luxueuze hotel.
  • Zij hebben aangelonkt naar die unieke kans.