aantikken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tik aan | tikte aan | heb aangetikt |
jij, je, u | tikt aan | tikte aan | hebt aangetikt |
hij, zij, het | tikt aan | tikte aan | heeft aangetikt |
wij | tikken aan | tikten aan | hebben aangetikt |
jullie | tikken aan | tikten aan | hebben aangetikt |
zij, ze | tikken aan | tikten aan | hebben aangetikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Aantikken with some of the pronouns.
- Ik tik aan de deur.
- Jij tikt de bal aan.
- Hij/Zij/Het tikt tegen het raam aan.
- Wij tikken de tafel aan.
- Jullie tikken de muur aan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aantikken with some of the pronouns.
- Ik tikte het glas aan.
- Jij tikte de stoel aan.
- Hij/Zij/Het tikte de boom aan.
- Wij tikten de auto aan.
- Jullie tikten de kaart aan.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aantikken with some of the pronouns.
- Ik heb de bel aangeraakt.
- Jij hebt de grens aangeraakt.
- Hij/Zij/Het heeft de knop aangeraakt.
- Wij hebben de steen aangeraakt.
- Jullie hebben het boek aangeraakt.