afglippen

Conjugations List of Afglippen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikglip afglipte afben afgeglipt
jij, je, uglipt afglipte afbent afgeglipt
hij, zij, hetglipt afglipte afis afgeglipt
wijglippen afglipten afzijn afgeglipt
jullieglippen afglipten afzijn afgeglipt
zij, zeglippen afglipten afzijn afgeglipt

Presens
Beta

Example presens sentences for Afglippen with some of the pronouns.

  • De vis glijdt uit mijn handen.
  • Ik glijd op het ijs.
  • De tijd glipt door onze vingers.
  • Hij glipt altijd weg als ik hem wil pakken.
  • De woorden glijden moeiteloos uit zijn mond.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afglippen with some of the pronouns.

  • De vis gleed uit mijn handen.
  • Ik gleed vaak uit op het ijs.
  • De tijd glipte altijd door onze vingers.
  • Hij glipte telkens weg als ik hem wilde pakken.
  • De woorden gleden moeiteloos uit zijn mond.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afglippen with some of the pronouns.

  • De sleutel is uit mijn handen geglipt.
  • Ik ben op het ijs uitgegleden.
  • De tijd is ons ontglipt.
  • Hij is altijd weggeglipt als ik hem wilde pakken.
  • De woorden zijn moeiteloos uit zijn mond gegleden.