aflachen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lach af | lachte af | heb afgelachen |
jij, je, u | lacht af | lachte af | hebt afgelachen |
hij, zij, het | lacht af | lachte af | heeft afgelachen |
wij | lachen af | lachten af | hebben afgelachen |
jullie | lachen af | lachten af | hebben afgelachen |
zij, ze | lachen af | lachten af | hebben afgelachen |
PresensBeta
Example presens sentences for Aflachen with some of the pronouns.
- Ik lach hardop om de grap.
- Jij lacht altijd als je blij bent.
- Hij lacht vaak om zijn eigen grappen.
- Wij lachen samen tijdens de voorstelling.
- Zij lachen om de komische film.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aflachen with some of the pronouns.
- Ik lachte hardop om de grap.
- Jij lachte altijd als je blij was.
- Hij lachte vaak om zijn eigen grappen.
- Wij lachten samen tijdens de voorstelling.
- Zij lachten om de komische film.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aflachen with some of the pronouns.
- Ik heb hardop gelachen om de grap.
- Jij hebt altijd gelachen als je blij was.
- Hij heeft vaak gelachen om zijn eigen grappen.
- Wij hebben samen gelachen tijdens de voorstelling.
- Zij hebben gelachen om de komische film.