aflaveren

Conjugations List of Aflaveren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklaveer aflaveerde afheb afgelaveerd
jij, je, ulaveert aflaveerde afhebt afgelaveerd
hij, zij, hetlaveert aflaveerde afheeft afgelaveerd
wijlaveren aflaveerden afhebben afgelaveerd
jullielaveren aflaveerden afhebben afgelaveerd
zij, zelaveren aflaveerden afhebben afgelaveerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Aflaveren with some of the pronouns.

  • Ik laver af na elke maaltijd.
  • Jij lavert af voordat je naar huis gaat.
  • Hij/Zij/Het laverft af om de klus te klaren.
  • Wij leveren af op de afgesproken datum.
  • Jullie leveren af bij de receptie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aflaveren with some of the pronouns.

  • Vroeger laverde ik altijd af na het eten.
  • Toen jij binnenkwam, laverde je af en ging je weg.
  • Hij/Zij/Het laverde af terwijl ik toekeek.
  • Wij leverden altijd af op dezelfde plek.
  • Jullie leverden af zonder vertraging.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aflaveren with some of the pronouns.

  • Ik heb afgelaverd na het avondeten.
  • Jij hebt afgelaverd voordat je wegging.
  • Hij/Zij/Het heeft afgelaverd om de opdracht af te maken.
  • Wij hebben afgeleverd op tijd.
  • Jullie hebben afgeleverd bij de juiste persoon.