afmalen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | maal af | maalde af | heb afgemaald |
jij, je, u | maalt af | maalde af | hebt afgemaald |
hij, zij, het | maalt af | maalde af | heeft afgemaald |
wij | malen af | maalden af | hebben afgemaald |
jullie | malen af | maalden af | hebben afgemaald |
zij, ze | malen af | maalden af | hebben afgemaald |
PresensBeta
Example presens sentences for Afmalen with some of the pronouns.
- Ik maal af de tekening.
- Jij maalt af de tekening.
- Hij/Zij/Het maalt af de tekening.
- Wij malen af de tekening.
- Jullie malen af de tekening.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afmalen with some of the pronouns.
- Ik maalde de tekening af.
- Jij maalde de tekening af.
- Hij/Zij/Het maalde de tekening af.
- Wij maalden de tekening af.
- Jullie maalden de tekening af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afmalen with some of the pronouns.
- Ik heb de tekening afgemalen.
- Jij hebt de tekening afgemalen.
- Hij/Zij/Het heeft de tekening afgemalen.
- Wij hebben de tekening afgemalen.
- Jullie hebben de tekening afgemalen.