afslibberen

Conjugations List of Afslibberen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikslibber afslibberde afben afgeslibberd
jij, je, uslibbert afslibberde afbent afgeslibberd
hij, zij, hetslibbert afslibberde afis afgeslibberd
wijslibberen afslibberden afzijn afgeslibberd
jullieslibberen afslibberden afzijn afgeslibberd
zij, zeslibberen afslibberden afzijn afgeslibberd

Presens
Beta

Example presens sentences for Afslibberen with some of the pronouns.

  • Ik slipte langs de rand van de weg.
  • Jij slipt vaak op natte vloeren.
  • Hij slipt weg als hij te hard remt.
  • Wij slippen door de modder tijdens het wandelen.
  • Zij slippen op het ijs.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afslibberen with some of the pronouns.

  • Ik slibberde langs de rand van de weg af.
  • Jij slibberde vaak op natte vloeren af.
  • Hij slibberde weg toen hij te hard remde.
  • Wij slibberden door de modder tijdens het wandelen af.
  • Zij slibberden op het ijs af.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afslibberen with some of the pronouns.

  • Ik ben langs de rand van de weg afgeslibberd.
  • Jij bent vaak op natte vloeren afgeslibberd.
  • Hij is weggeslibberd toen hij te hard remde.
  • Wij zijn afgeslibberd door de modder tijdens het wandelen.
  • Zij zijn op het ijs afgeslibberd.