aftroeven

Conjugations List of Aftroeven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktroef aftroefde afheb afgetroefd
jij, je, utroeft aftroefde afhebt afgetroefd
hij, zij, hettroeft aftroefde afheeft afgetroefd
wijtroeven aftroefden afhebben afgetroefd
jullietroeven aftroefden afhebben afgetroefd
zij, zetroeven aftroefden afhebben afgetroefd

Presens
Beta

Example presens sentences for Aftroeven with some of the pronouns.

  • Ik troef hem altijd af in schaken.
  • Jij troeft ons regelmatig af in basketballen.
  • Hij troeft haar vaak af in debatteren.
  • Wij troeven jullie soms af in tafeltennis.
  • Zij troeven de tegenstanders steeds af in voetbal.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aftroeven with some of the pronouns.

  • Ik troefte hem vroeger vaak af in schaken.
  • Jij troefde ons regelmatig af in basketballen.
  • Hij troefde haar altijd af in debatteren.
  • Wij troefden jullie soms af in tafeltennis.
  • Zij troefden de tegenstanders vaak af in voetbal.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aftroeven with some of the pronouns.

  • Ik heb hem vorige week afgetroefd in een quiz.
  • Jij hebt ons al eerder afgetroefd in kaarten.
  • Hij heeft haar gisteren afgetroefd in een wedstrijd.
  • Wij hebben jullie meerdere keren afgetroefd in dammen.
  • Zij hebben de tegenstanders altijd afgetroefd in zwemmen.