afvissen

Conjugations List of Afvissen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvis afviste afheb afgevist
jij, je, uvist afviste afhebt afgevist
hij, zij, hetvist afviste afheeft afgevist
wijvissen afvisten afhebben afgevist
jullievissen afvisten afhebben afgevist
zij, zevissen afvisten afhebben afgevist

Presens
Beta

Example presens sentences for Afvissen with some of the pronouns.

  • Ik vis af in de rivier.
  • Jij vist af in de vijver.
  • Hij/Zij vist af bij de kust.
  • Wij vissen af met een net.
  • Jullie vissen af op zee.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afvissen with some of the pronouns.

  • Ik viste af in de rivier.
  • Jij viste af in de vijver.
  • Hij/Zij viste af bij de kust.
  • Wij visten af met een net.
  • Jullie visten af op zee.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afvissen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgevist in de rivier.
  • Jij hebt afgevist in de vijver.
  • Hij/Zij heeft afgevist bij de kust.
  • Wij hebben afgevist met een net.
  • Jullie hebben afgevist op zee.