afvluchten

Conjugations List of Afvluchten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvlucht afvluchtte afben afgevlucht
jij, je, uvlucht afvluchtte afbent afgevlucht
hij, zij, hetvlucht afvluchtte afis afgevlucht
wijvluchten afvluchtten afzijn afgevlucht
jullievluchten afvluchtten afzijn afgevlucht
zij, zevluchten afvluchtten afzijn afgevlucht

Presens
Beta

Example presens sentences for Afvluchten with some of the pronouns.

  • Ik vlucht af van de situatie.
  • Jij vlucht af voor je verantwoordelijkheden.
  • Hij/Zij vlucht af naar een ander land.
  • Wij vluchten af uit het drukke stadsleven.
  • Jullie vluchten af naar de kust voor een vakantie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afvluchten with some of the pronouns.

  • Ik vluchtte af van de situatie.
  • Jij vluchtte af voor je verantwoordelijkheden.
  • Hij/Zij vluchtte af naar een ander land.
  • Wij vluchtten af uit het drukke stadsleven.
  • Jullie vluchtten af naar de kust voor een vakantie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afvluchten with some of the pronouns.

  • Ik ben afgevlucht van de situatie.
  • Jij bent afgevlucht voor je verantwoordelijkheden.
  • Hij/Zij is afgevlucht naar een ander land.
  • Wij zijn afgevlucht uit het drukke stadsleven.
  • Jullie zijn afgevlucht naar de kust voor een vakantie.