afziften

Conjugations List of Afziften.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzift afziftte afheb afgezift
jij, je, uzift afziftte afhebt afgezift
hij, zij, hetzift afziftte afheeft afgezift
wijziften afziftten afhebben afgezift
jullieziften afziftten afhebben afgezift
zij, zeziften afziftten afhebben afgezift

Presens
Beta

Example presens sentences for Afziften with some of the pronouns.

  • Ik zift af in mijn vrije tijd.
  • Jij zift af op de fiets naar school.
  • Hij/zij/het zift af tijdens het sporten.
  • Wij ziften af als we samenwerken.
  • Jullie ziften af voor de wedstrijd.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afziften with some of the pronouns.

  • Ik ziftte af toen ik jong was.
  • Jij ziftte af terwijl het regende.
  • Hij/zij/het ziftte af tijdens de pauze.
  • Wij ziftten af op de oude fiets.
  • Jullie ziftten af bij de rivier.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afziften with some of the pronouns.

  • Ik heb afgezift tijdens mijn vakantie.
  • Jij hebt afgezift op de sportschool.
  • Hij/zij/het heeft afgezift voor de examens.
  • Wij hebben afgezift in de regen.
  • Jullie hebben afgezift op de berg.