agglutineren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | agglutineer | agglutineerde | ben geagglutineerd |
jij, je, u | agglutineert | agglutineerde | bent geagglutineerd |
hij, zij, het | agglutineert | agglutineerde | is geagglutineerd |
wij | agglutineren | agglutineerden | zijn geagglutineerd |
jullie | agglutineren | agglutineerden | zijn geagglutineerd |
zij, ze | agglutineren | agglutineerden | zijn geagglutineerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Agglutineren with some of the pronouns.
- Ik agglutineer de woorden om ze aan elkaar te plakken.
- Jij agglutineert de stammen van de werkwoorden.
- Hij/Zij/Het agglutineert de affixen aan de basisvorm.
- Wij agglutineren de grammaticale elementen in onze zinnen.
- Jullie agglutineren de klanken om nieuwe woorden te vormen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Agglutineren with some of the pronouns.
- Ik agglutineerde de woorden om ze aan elkaar te plakken.
- Jij agglutineerde de stammen van de werkwoorden.
- Hij/Zij/Het agglutineerde de affixen aan de basisvorm.
- Wij agglutineerden de grammaticale elementen in onze zinnen.
- Jullie agglutineerden de klanken om nieuwe woorden te vormen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Agglutineren with some of the pronouns.
- Ik heb de woorden geagglutineerd om ze aan elkaar te plakken.
- Jij hebt de stammen van de werkwoorden geagglutineerd.
- Hij/Zij/Het heeft de affixen aan de basisvorm geagglutineerd.
- Wij hebben de grammaticale elementen in onze zinnen geagglutineerd.
- Jullie hebben de klanken geagglutineerd om nieuwe woorden te vormen.