avaleren

Conjugations List of Avaleren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikavaleeravaleerdeheb geavaleerd
jij, je, uavaleertavaleerdehebt geavaleerd
hij, zij, hetavaleertavaleerdeheeft geavaleerd
wijavalerenavaleerdenhebben geavaleerd
jullieavalerenavaleerdenhebben geavaleerd
zij, zeavalerenavaleerdenhebben geavaleerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Avaleren with some of the pronouns.

  • Ik avalereer de medicijnen.
  • Jij avaleert het voedsel snel.
  • Hij/Zij/Het avaleert de pil zonder water.
  • Wij avaleren het drankje met plezier.
  • Zij avaleren de maaltijd graag samen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Avaleren with some of the pronouns.

  • Ik avaleerde regelmatig voedsel.
  • Jij avaleerde vroeger veel snoep.
  • Hij/Zij/Het avaleerde langzaam de pillen.
  • Wij avaleerden altijd gezonde maaltijden.
  • Zij avaleerden vroeger samen snacks.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Avaleren with some of the pronouns.

  • Ik heb geavaleerd voor het examen.
  • Jij hebt het eten geavaleerd.
  • Hij/Zij/Het heeft de medicijnen geavaleerd.
  • Wij hebben de opdracht geavaleerd.
  • Zij hebben de presentatie geavaleerd.