badineren

Conjugations List of Badineren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbadineerbadineerdeheb gebadineerd
jij, je, ubadineertbadineerdehebt gebadineerd
hij, zij, hetbadineertbadineerdeheeft gebadineerd
wijbadinerenbadineerdenhebben gebadineerd
julliebadinerenbadineerdenhebben gebadineerd
zij, zebadinerenbadineerdenhebben gebadineerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Badineren with some of the pronouns.

  • Ik badineer regelmatig met mijn leerlingen tijdens de les.
  • Jij badineert graag over serieuze onderwerpen.
  • Hij/Zij badineert vaak tijdens vergaderingen.
  • Wij badineren met elkaar over politiek.
  • Jullie badineren altijd met humor in jullie gesprekken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Badineren with some of the pronouns.

  • Ik badineerde regelmatig met mijn collega's voordat ik van baan veranderde.
  • Jij badineerde vroeger veel tijdens de lessen.
  • Hij/Zij badineerde altijd met de klanten om een goede sfeer te creëren.
  • Wij badineerden graag tijdens familiebijeenkomsten.
  • Jullie badineerden regelmatig met elkaar toen jullie nog huisgenoten waren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Badineren with some of the pronouns.

  • Ik heb gebadineerd met mijn vrienden op het feest gisteravond.
  • Jij hebt al eerder gebadineerd in deze situatie.
  • Hij/Zij heeft pas geleden gebadineerd tijdens de presentatie.
  • Wij hebben met veel plezier gebadineerd op vakantie.
  • Jullie hebben al vaker gebadineerd met die grap.