banketteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | banketteer | banketteerde | heb gebanketteerd |
jij, je, u | banketteert | banketteerde | hebt gebanketteerd |
hij, zij, het | banketteert | banketteerde | heeft gebanketteerd |
wij | banketteren | banketteerden | hebben gebanketteerd |
jullie | banketteren | banketteerden | hebben gebanketteerd |
zij, ze | banketteren | banketteerden | hebben gebanketteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Banketteren with some of the pronouns.
- Ik banketteer regelmatig met vrienden.
- Jij banketteert graag in chique restaurants.
- Hij/zij/het banketteert met de koninklijke familie.
- Wij banketteren tijdens speciale gelegenheden.
- Jullie banketteren vaak op feestjes.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Banketteren with some of the pronouns.
- Vroeger banketteerde ik altijd met mijn grootouders.
- Toen we jong waren, banketteerden we in kleine restaurants.
- Hij/zij/het banketteerde regelmatig tijdens zijn/haar studietijd.
- Wij banketteerden elk jaar tijdens de feestdagen.
- Jullie banketteerden vaak met jullie beste vrienden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Banketteren with some of the pronouns.
- Ik heb vorige week gebanketteerd met mijn collega's.
- Jij hebt al meerdere keren gebanketteerd in het buitenland.
- Hij/zij/het heeft gisteravond met zijn/haar partner gebanketteerd.
- Wij hebben samen met onze buren gebanketteerd.
- Jullie hebben onlangs een banket georganiseerd.