bevoordelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bevoordeel | bevoordeelde | heb bevoordeeld |
jij, je, u | bevoordeelt | bevoordeelde | hebt bevoordeeld |
hij, zij, het | bevoordeelt | bevoordeelde | heeft bevoordeeld |
wij | bevoordelen | bevoordeelden | hebben bevoordeeld |
jullie | bevoordelen | bevoordeelden | hebben bevoordeeld |
zij, ze | bevoordelen | bevoordeelden | hebben bevoordeeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Bevoordelen with some of the pronouns.
- Ik bevoordeel mijn studenten tijdens de toetsen.
- Jij bevoordeelt je vrienden met je hulp.
- Hij/Zij bevoordeelt haar collega's met promotiekansen.
- Wij bevoordelen de zwakke leerlingen met extra ondersteuning.
- Jullie bevoordelen de klanten met speciale kortingen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bevoordelen with some of the pronouns.
- Ik bevoordeelde mijn studenten tijdens de toetsen.
- Jij bevoordeelde je vrienden met je hulp.
- Hij/Zij bevoordeelde haar collega's met promotiekansen.
- Wij bevoordeelden de zwakke leerlingen met extra ondersteuning.
- Jullie bevoordeelden de klanten met speciale kortingen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bevoordelen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn studenten tijdens de toetsen bevoordeeld.
- Jij hebt je vrienden met je hulp bevoordeeld.
- Hij/Zij heeft haar collega's met promotiekansen bevoordeeld.
- Wij hebben de zwakke leerlingen met extra ondersteuning bevoordeeld.
- Jullie hebben de klanten met speciale kortingen bevoordeeld.