bovenliggen

Conjugations List of Bovenliggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklig bovenlag bovenheb bovengelegen
jij, je, uligt bovenlag bovenhebt bovengelegen
hij, zij, hetligt bovenlag bovenheeft bovengelegen
wijliggen bovenlagen bovenhebben bovengelegen
jullieliggen bovenlagen bovenhebben bovengelegen
zij, zeliggen bovenlagen bovenhebben bovengelegen

Presens
Beta

Example presens sentences for Bovenliggen with some of the pronouns.

  • Het bovenligt boven de tafel.
  • De kaart bovenligt op de plank.
  • Zij bovenligt altijd in bed.
  • De verantwoordelijkheid bovenligt bij jou.
  • Mijn huis bovenligt op een heuvel.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bovenliggen with some of the pronouns.

  • Vroeger bovenlag ik altijd op mijn broer.
  • Toen ik jong was, bovenlag ik altijd in schaken.
  • In die tijd bovenlagen we altijd op onze collega's.
  • Gisteren bovenlagen zij in de quiz.
  • Vorig jaar bovenlagen de studenten in de examens.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bovenliggen with some of the pronouns.

  • Ik heb bovengelegen in het spel.
  • Hij heeft bovengelegen in de competitie.
  • Wij hebben bovengelegen op de concurrentie.
  • Jullie hebben bovengelegen in de ranking.
  • De teams hebben bovengelegen in de wedstrijd.