briesen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bries | brieste | heb gebriest |
jij, je, u | briest | brieste | hebt gebriest |
hij, zij, het | briest | brieste | heeft gebriest |
wij | briesen | briesten | hebben gebriest |
jullie | briesen | briesten | hebben gebriest |
zij, ze | briesen | briesten | hebben gebriest |
PresensBeta
Example presens sentences for Briesen with some of the pronouns.
- De leeuw briesen luid in de dierentuin.
- Mijn hond briesen altijd als er bezoek komt.
- De wind briesen door de bomen tijdens de storm.
- De paarden briesen opgewonden voordat de race begint.
- Ik hoorde de stier briesen in het veld.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Briesen with some of the pronouns.
- De leeuwin briesde vriendelijk naar haar welpjes.
- Vroeger briesden de wilde paarden vrij in dit gebied.
- Toen ik binnenkwam, briesde de hond dreigend.
- Tijdens de nacht briesden de uilen onheilspellend.
- Terwijl we wandelden, briesde de wind zachtjes.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Briesen with some of the pronouns.
- De olifant heeft een luide brul gebriesd.
- Mijn kat heeft gisterenavond flink gebriesd.
- Deze ochtend heeft de kameel hard gebriesd.
- Deze week hebben de ezels regelmatig gebriesd.
- Hij heeft net nog gebriesd toen ik langsliep.