bunkeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bunker | bunkerde | heb gebunkerd |
jij, je, u | bunkert | bunkerde | hebt gebunkerd |
hij, zij, het | bunkert | bunkerde | heeft gebunkerd |
wij | bunkeren | bunkerden | hebben gebunkerd |
jullie | bunkeren | bunkerden | hebben gebunkerd |
zij, ze | bunkeren | bunkerden | hebben gebunkerd |
Presens
Example presens sentences for Bunkeren with some of the pronouns.
- Ik bunker voedsel in tijdens de wintermaanden.
- Jij bunkert energie door voldoende te rusten.
- Hij/zij/het bunkert brandstof voor de lange reis.
- Wij bunkeren water voor onze kampeervakantie.
- Jullie bunkeren snacks voor het filmavondje.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Bunkeren with some of the pronouns.
- Vroeger bunkerde ik altijd snoepjes in mijn bureaula.
- Toen we op vakantie gingen, bunkerde je altijd veel boeken in.
- Hij/zij/het bunkerde vroeger extra proviand in voor de winters.
- Als kind bunkerde ik stiekem koekjes onder mijn bed.
- Elke zomer bunkerden we ijsjes in de vriezer.
Perfectum
Example perfectum sentences for Bunkeren with some of the pronouns.
- Ik heb voedsel gebunkerd voor de lockdown.
- Jij hebt energie gebunkerd voor de marathon.
- Hij/zij/het heeft brandstof gebunkerd voor de autorit.
- Wij hebben water gebunkerd voor de droge periode.
- Jullie hebben snacks gebunkerd voor de picknick.