compacteren

Conjugations List of Compacteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcompacteercompacteerdeheb gecompacteerd
jij, je, ucompacteertcompacteerdehebt gecompacteerd
hij, zij, hetcompacteertcompacteerdeheeft gecompacteerd
wijcompacterencompacteerdenhebben gecompacteerd
julliecompacterencompacteerdenhebben gecompacteerd
zij, zecompacterencompacteerdenhebben gecompacteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Compacteren with some of the pronouns.

  • Ik compacteer het afval elke dag.
  • Jij compacteert papier en karton in de recyclingbakken.
  • Hij/Zij/Het compacteert glas tot kleine stukjes.
  • Wij compacteren het puin op de bouwplaats.
  • Jullie compacteren de grond voordat je gaat bouwen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Compacteren with some of the pronouns.

  • Vroeger compacterde ik het afval met de hand.
  • Toen ik jong was, compacterden wij papier en karton met een oude pers.
  • Hij/Zij/Het compacterde glas vroeger met een speciale machine.
  • In het verleden compacterden wij het puin met een grote wals.
  • Jullie compacterden de grond altijd voorzichtig met de trilplaat.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Compacteren with some of the pronouns.

  • Ik heb het afval gecompecteerd.
  • Jij hebt papier en karton gecompecteerd in de recyclingbakken.
  • Hij/Zij/Het heeft glas gecompecteerd tot kleine stukjes.
  • Wij hebben het puin gecompecteerd op de bouwplaats.
  • Jullie hebben de grond gecompecteerd voordat je ging bouwen.