dagdieven

Conjugations List of Dagdieven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdagdiefdagdiefdeheb gedagdiefd
jij, je, udagdieftdagdiefdehebt gedagdiefd
hij, zij, hetdagdieftdagdiefdeheeft gedagdiefd
wijdagdievendagdiefdenhebben gedagdiefd
julliedagdievendagdiefdenhebben gedagdiefd
zij, zedagdievendagdiefdenhebben gedagdiefd

Presens
Beta

Example presens sentences for Dagdieven with some of the pronouns.

  • De dagdieven stelen geld uit zakken.
  • Ik zie de dagdieven vaak in de buurt.
  • Wij vangen de dagdieven op heterdaad.
  • Jij betrapt de dagdieven telkens weer.
  • De politie zoekt naar de dagdieven.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Dagdieven with some of the pronouns.

  • Vroeger stal ik zelf als dagdief.
  • Toen ik jong was, waren de dagdieven actiever.
  • Wij vingen regelmatig dagdieven in het verleden.
  • Jij betrapte vroeger vaak dagdieven in deze buurt.
  • De politie onderzocht de bewegingen van de dagdieven vroeger.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Dagdieven with some of the pronouns.

  • De dagdieven hebben gisteren een schilderij gestolen.
  • Ik ben getuige geweest van de diefstal door de dagdieven.
  • Wij hebben de dagdieven opgespoord en gearresteerd.
  • Jij hebt al eerder de dagdieven betrapt.
  • De beveiligingscamera's hebben de dagdieven vastgelegd.