depolariseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | depolariseer | depolariseerde | heb gedepolariseerd |
jij, je, u | depolariseert | depolariseerde | hebt gedepolariseerd |
hij, zij, het | depolariseert | depolariseerde | heeft gedepolariseerd |
wij | depolariseren | depolariseerden | hebben gedepolariseerd |
jullie | depolariseren | depolariseerden | hebben gedepolariseerd |
zij, ze | depolariseren | depolariseerden | hebben gedepolariseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Depolariseren with some of the pronouns.
- Ik depolariseer de discussie tijdens mijn lessen.
- Jij depolariseert de politieke debatten met jouw standpunt.
- Hij/Zij depolariseert de maatschappij door verschillende perspectieven te belichten.
- Wij depolariseren de gesprekken in onze klas.
- Jullie depolariseren de situatie door naar compromissen te zoeken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Depolariseren with some of the pronouns.
- Ik depolariseerde de discussie tijdens mijn lessen.
- Jij depolariseerde de politieke debatten met jouw standpunt.
- Hij/Zij depolariseerde de maatschappij door verschillende perspectieven te belichten.
- Wij depolariseerden de gesprekken in onze klas.
- Jullie depolariseerden de situatie door naar compromissen te zoeken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Depolariseren with some of the pronouns.
- Ik heb de discussie gedepolariseerd tijdens mijn lessen.
- Jij hebt de politieke debatten gedepolariseerd met jouw standpunt.
- Hij/Zij heeft de maatschappij gedepolariseerd door verschillende perspectieven te belichten.
- Wij hebben de gesprekken in onze klas gedepolariseerd.
- Jullie hebben de situatie gedepolariseerd door naar compromissen te zoeken.