dichtgroeien

Conjugations List of Dichtgroeien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgroei dichtgroeide dichtben dichtgegroeid
jij, je, ugroeit dichtgroeide dichtbent dichtgegroeid
hij, zij, hetgroeit dichtgroeide dichtis dichtgegroeid
wijgroeien dichtgroeiden dichtzijn dichtgegroeid
julliegroeien dichtgroeiden dichtzijn dichtgegroeid
zij, zegroeien dichtgroeiden dichtzijn dichtgegroeid

Presens

Example presens sentences for Dichtgroeien with some of the pronouns.

  • De tuin groeit dicht met onkruid.
  • De bomen groeien dicht bij elkaar.
  • De scheuren in de muur groeien langzaam dicht.
  • De stad groeit steeds verder dicht met bebouwing.
  • De wond groeit geleidelijk dicht.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Dichtgroeien with some of the pronouns.

  • Vroeger groeide dit veld dicht met wilde bloemen.
  • Toen ik jong was, groeiden de bomen dichter bij het huis.
  • Elke winter groeiden de scheuren in de weg weer open.
  • In die tijd groeide de stad langzaam dicht met nieuwe gebouwen.
  • De wond groeide moeizaam dicht en veroorzaakte pijn.

Perfectum

Example perfectum sentences for Dichtgroeien with some of the pronouns.

  • De scheur in de stoep is dichtgegroeid.
  • Deze planten zijn snel dichtgegroeid.
  • Het gat in de heg is volledig dichtgegroeid.
  • De straat heeft zich met bomen dichtgegroeid.
  • De wonde is goed dichtgegroeid na de operatie.