donderstralen

Conjugations List of Donderstralen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdonderstraaldonderstraaldeheb gedonderstraald
jij, je, udonderstraaltdonderstraaldehebt gedonderstraald
hij, zij, hetdonderstraaltdonderstraaldeheeft gedonderstraald
wijdonderstralendonderstraaldenhebben gedonderstraald
julliedonderstralendonderstraaldenhebben gedonderstraald
zij, zedonderstralendonderstraaldenhebben gedonderstraald

Presens
Beta

Example presens sentences for Donderstralen with some of the pronouns.

  • Ik donderstraal naar de horizon.
  • Jij donderstraalt graag als het onweert.
  • Hij/Zij donderstraalt met enthousiasme.
  • Wij donderstralen tijdens het concert.
  • Jullie donderstralen altijd in de zomer.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Donderstralen with some of the pronouns.

  • Ik donderstraalde door de duistere nacht.
  • Jij donderstraalde altijd op dat pleintje.
  • Hij/Zij donderstraalde met passie en vuur.
  • Wij donderstraalden in de openlucht.
  • Jullie donderstraalden tot in de late uurtjes.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Donderstralen with some of the pronouns.

  • Ik heb gedonderstraald op het dak.
  • Jij hebt eerder gedonderstraald dan ik.
  • Hij/Zij heeft vaker gedonderstraald dan verwacht.
  • Wij hebben al vaak gedonderstraald in deze straat.
  • Jullie hebben gisteren flink gedonderstraald.