dooreenlopen

Conjugations List of Dooreenlopen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikloop dooreenliep dooreenben dooreengelopen
jij, je, uloopt dooreenliep dooreenbent dooreengelopen
hij, zij, hetloopt dooreenliep dooreenis dooreengelopen
wijlopen dooreenliepen dooreenzijn dooreengelopen
jullielopen dooreenliepen dooreenzijn dooreengelopen
zij, zelopen dooreenliepen dooreenzijn dooreengelopen

Presens

Example presens sentences for Dooreenlopen with some of the pronouns.

  • Ik loop door elkaar in de keuken tijdens het koken.
  • Jij loopt door elkaar op straat zonder aandacht voor anderen.
  • Hij loopt door elkaar in de supermarkt en zoekt zijn boodschappen.
  • Wij lopen door elkaar op het station, op zoek naar onze trein.
  • Zij lopen door elkaar in de klas terwijl de leraar aan het praten is.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Dooreenlopen with some of the pronouns.

  • Vroeger liep ik vaak dooreen in drukke winkels.
  • Toen ik jong was, liep ik altijd dooreen met mijn broers en zussen.
  • Hij liep gisteren dooreen in het bos en raakte de weg kwijt.
  • Wij liepen vroeger dooreen op de markt en kochten verse groenten.
  • Zij liepen altijd dooreen op de speelplaats tijdens de pauze.

Perfectum

Example perfectum sentences for Dooreenlopen with some of the pronouns.

  • Ik ben dooreengelopen in de regen en nu ben ik helemaal nat.
  • Jij bent dooreengelopen tijdens de marathon en hebt een blessure opgelopen.
  • Hij is dooreengelopen op het strand en heeft zand in zijn schoenen gekregen.
  • Wij zijn dooreengelopen in het park en hebben mooie bloemen gezien.
  • Zij zijn dooreengelopen in het museum en hebben interessante kunstwerken bekeken.