droogwrijven
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | wrijf droog | wreef droog | heb drooggewreven |
| jij, je, u | wrijft droog | wreef droog | hebt drooggewreven |
| hij, zij, het | wrijft droog | wreef droog | heeft drooggewreven |
| wij | wrijven droog | wreven droog | hebben drooggewreven |
| jullie | wrijven droog | wreven droog | hebben drooggewreven |
| zij, ze | wrijven droog | wreven droog | hebben drooggewreven |
Presens
Example presens sentences for Droogwrijven with some of the pronouns.
- Ik droogwrijf de tafel met een doek.
- Jij droogwrijft je handen na het wassen.
- Hij/Zij/Het droogwrijft de vloer na het dweilen.
- Wij droogwrijven de ramen om strepen te voorkomen.
- Jullie droogwrijven de auto na het wassen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Droogwrijven with some of the pronouns.
- Ik droogwreef de tafel met een doek.
- Jij droogwreef je handen na het wassen.
- Hij/Zij/Het droogwreef de vloer na het dweilen.
- Wij droogwreven de ramen om strepen te voorkomen.
- Jullie droogwreven de auto na het wassen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Droogwrijven with some of the pronouns.
- Ik heb de tafel drooggewreven met een doek.
- Jij hebt je handen drooggewreven na het wassen.
- Hij/Zij/Het heeft de vloer drooggewreven na het dweilen.
- Wij hebben de ramen drooggewreven om strepen te voorkomen.
- Jullie hebben de auto drooggewreven na het wassen.