fingeren

Conjugations List of Fingeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfingeerfingeerdeheb gefingeerd
jij, je, ufingeertfingeerdehebt gefingeerd
hij, zij, hetfingeertfingeerdeheeft gefingeerd
wijfingerenfingeerdenhebben gefingeerd
julliefingerenfingeerdenhebben gefingeerd
zij, zefingerenfingeerdenhebben gefingeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Fingeren with some of the pronouns.

  • Ik finger
  • Jij fingert
  • Hij/Zij/Het finger(t)
  • Wij jagen
  • Jullie fingeren

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Fingeren with some of the pronouns.

  • Ik fingerde
  • Jij fingerde
  • Hij/Zij/Het fingerde
  • Wij fingerden
  • Jullie fingerden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Fingeren with some of the pronouns.

  • Ik heb gefingerd
  • Jij hebt gefingerd
  • Hij/Zij/Het heeft gefingerd
  • Wij hebben gefingerd
  • Jullie hebben gefingerd