fourneren

Conjugations List of Fourneren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfourneerfourneerdeheb gefourneerd
jij, je, ufourneertfourneerdehebt gefourneerd
hij, zij, hetfourneertfourneerdeheeft gefourneerd
wijfournerenfourneerdenhebben gefourneerd
julliefournerenfourneerdenhebben gefourneerd
zij, zefournerenfourneerdenhebben gefourneerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Fourneren with some of the pronouns.

  • Ik fourneer de broodjes elke ochtend.
  • Jij fourneert de bestellingen op tijd.
  • Hij/Zij/Het fourneert de taarten voor het feest.
  • Wij fourneren de sandwiches voor de lunch.
  • Jullie fourneren de gebakjes in de vitrine.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Fourneren with some of the pronouns.

  • Ik fourn eerde de broodjes vroeger zelf.
  • Jij fourn eerde altijd met veel precisie.
  • Hij/Zij/Het fourn eerde de taarten met liefde.
  • Wij fourn eerden de sandwiches in de oude bakkerij.
  • Jullie fourn eerden de gebakjes altijd mooi op.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Fourneren with some of the pronouns.

  • Ik heb de broodjes gisteren gefourneerd.
  • Jij hebt de bestellingen al gefourneerd.
  • Hij/Zij/Het heeft de taarten voor het feest gefourneerd.
  • Wij hebben de sandwiches voor de lunch gefourneerd.
  • Jullie hebben de gebakjes in de vitrine gefourneerd.