fractioneren
| Presens | Imperfectum | Perfectum | |
|---|---|---|---|
| ik | fractioneer | fractioneerde | heb gefractioneerd |
| jij, je, u | fractioneert | fractioneerde | hebt gefractioneerd |
| hij, zij, het | fractioneert | fractioneerde | heeft gefractioneerd |
| wij | fractioneren | fractioneerden | hebben gefractioneerd |
| jullie | fractioneren | fractioneerden | hebben gefractioneerd |
| zij, ze | fractioneren | fractioneerden | hebben gefractioneerd |
Presens
Example presens sentences for Fractioneren with some of the pronouns.
- Ik fractioneer de vloeistof in verschillende componenten.
- Jij fractioneert het mengsel om zuivere stoffen te verkrijgen.
- Hij fractioneert de olie om verschillende fracties te scheiden.
- Wij fractioneren de oplossing in afzonderlijke delen.
- Jullie fractioneren de substantie voor analytische doeleinden.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Fractioneren with some of the pronouns.
- Ik fractioneerde de vloeistof in verschillende componenten.
- Jij fractioneerde het mengsel om zuivere stoffen te verkrijgen.
- Hij fractioneerde de olie om verschillende fracties te scheiden.
- Wij fractioneerden de oplossing in afzonderlijke delen.
- Jullie fractioneerden de substantie voor analytische doeleinden.
Perfectum
Example perfectum sentences for Fractioneren with some of the pronouns.
- Ik heb de vloeistof gefractioneerd in verschillende componenten.
- Jij hebt het mengsel gefractioneerd om zuivere stoffen te verkrijgen.
- Hij heeft de olie gefractioneerd om verschillende fracties te scheiden.
- Wij hebben de oplossing gefractioneerd in afzonderlijke delen.
- Jullie hebben de substantie gefractioneerd voor analytische doeleinden.