hertalen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hertaal | hertaalde | heb hertaald |
jij, je, u | hertaalt | hertaalde | hebt hertaald |
hij, zij, het | hertaalt | hertaalde | heeft hertaald |
wij | hertalen | hertaalden | hebben hertaald |
jullie | hertalen | hertaalden | hebben hertaald |
zij, ze | hertalen | hertaalden | hebben hertaald |
Presens
Example presens sentences for Hertalen with some of the pronouns.
- Ik hertaal de tekst naar het Nederlands.
- Jij hertaalt vaak boeken naar andere talen.
- Hij/Zij hertaalt oude gedichten in moderne taal.
- Wij hertalen de handleiding voor internationaal gebruik.
- Zij hertalen literaire werken naar verschillende dialecten.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Hertalen with some of the pronouns.
- Vroeger hertaalde ik teksten naar het Nederlands.
- Jij hertaalde vaker boeken naar andere talen.
- Hij/Zij hertaalde vaak oude gedichten in moderne taal.
- Wij hertaalden de handleiding voor internationaal gebruik.
- Zij hertaalden literaire werken naar verschillende dialecten.
Perfectum
Example perfectum sentences for Hertalen with some of the pronouns.
- Ik heb de tekst naar het Nederlands hertaald.
- Jij hebt vaak boeken naar andere talen hertaald.
- Hij/Zij heeft oude gedichten in moderne taal hertaald.
- Wij hebben de handleiding voor internationaal gebruik hertaald.
- Zij hebben literaire werken naar verschillende dialecten hertaald.