herverdelen

Conjugations List of Herverdelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikherverdeelherverdeeldeheb herverdeeld
jij, je, uherverdeeltherverdeeldehebt herverdeeld
hij, zij, hetherverdeeltherverdeeldeheeft herverdeeld
wijherverdelenherverdeeldenhebben herverdeeld
jullieherverdelenherverdeeldenhebben herverdeeld
zij, zeherverdelenherverdeeldenhebben herverdeeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Herverdelen with some of the pronouns.

  • Ik herverdeel de taken in de klas.
  • Jij herverdeelt het speelgoed onder de kinderen.
  • Hij/zij/het herverdeelt de winst eerlijk.
  • Wij herverdelen de verantwoordelijkheden binnen het team.
  • Jullie herverdelen de kaarten voor het spel.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Herverdelen with some of the pronouns.

  • Vroeger verdeelde ik de taken in de klas op een andere manier.
  • Jij verdeelde het speelgoed onder de kinderen voordat ik kwam.
  • Hij/zij/het verdeelde de winst eerst anders.
  • Wij verdeelden de verantwoordelijkheden binnen het team gelijkmatig.
  • Jullie verdeelden de kaarten voor het spel altijd op dezelfde manier.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Herverdelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de taken in de klas herverdeeld.
  • Jij hebt het speelgoed onder de kinderen herverdeeld.
  • Hij/zij/het heeft de winst eerlijk herverdeeld.
  • Wij hebben de verantwoordelijkheden binnen het team herverdeeld.
  • Jullie hebben de kaarten voor het spel herverdeeld.