hospiteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hospiteer | hospiteerde | heb gehospiteerd |
jij, je, u | hospiteert | hospiteerde | hebt gehospiteerd |
hij, zij, het | hospiteert | hospiteerde | heeft gehospiteerd |
wij | hospiteren | hospiteerden | hebben gehospiteerd |
jullie | hospiteren | hospiteerden | hebben gehospiteerd |
zij, ze | hospiteren | hospiteerden | hebben gehospiteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Hospiteren with some of the pronouns.
- Ik hospiteer regelmatig bij studentenhuizen.
- Jij hospiteert vanavond bij een nieuw huis.
- Hij/zij/het hospiteert voor de eerste keer.
- Wij hospiteren graag om nieuwe mensen te leren kennen.
- Jullie hospiteren vaak in de binnenstad.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Hospiteren with some of the pronouns.
- Toen ik studeerde, hospiteerde ik regelmatig bij vrienden.
- Vroeger hospiteerde jij altijd bij grote studentenhuizen.
- Hij/zij/het hospiteerde elke maand omdat hij/zij vaak moest verhuizen.
- Wij hospiteerden veel toen we net begonnen met studeren.
- Jullie hospiteerden vroeger samen om gezellige kamers te vinden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Hospiteren with some of the pronouns.
- Ik heb gehospiteerd bij verschillende huizen.
- Jij bent vorige week gehospiteerd en hebt nu een kamer.
- Hij/zij/het heeft ook gehospiteerd voordat hij/zij zijn/haar kamer vond.
- Wij hebben al meerdere keren succesvol gehospiteerd.
- Jullie zijn gisteravond gehospiteerd en hebben een leuke kamer gekregen.