huisvesten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | huisvest | huisvestte | heb gehuisvest |
jij, je, u | huisvest | huisvestte | hebt gehuisvest |
hij, zij, het | huisvest | huisvestte | heeft gehuisvest |
wij | huisvesten | huisvestten | hebben gehuisvest |
jullie | huisvesten | huisvestten | hebben gehuisvest |
zij, ze | huisvesten | huisvestten | hebben gehuisvest |
PresensBeta
Example presens sentences for Huisvesten with some of the pronouns.
- Ik huisvest studenten in mijn appartement.
- De universiteit huisvest internationale gasten in de studentenhuizen.
- Onze organisatie huisvest daklozen in noodopvangcentra.
- Het hotel huisvest toeristen van over de hele wereld.
- De gemeente huisvest vluchtelingen in verschillende wijken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Huisvesten with some of the pronouns.
- Ik huisvestte studenten in mijn appartement.
- De universiteit huisvestte internationale gasten in de studentenhuizen.
- Onze organisatie huisvestte daklozen in noodopvangcentra.
- Het hotel huisvestte toeristen van over de hele wereld.
- De gemeente huisvestte vluchtelingen in verschillende wijken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Huisvesten with some of the pronouns.
- Ik heb studenten in mijn appartement gehuisvest.
- De universiteit heeft internationale gasten in de studentenhuizen gehuisvest.
- Onze organisatie heeft daklozen in noodopvangcentra gehuisvest.
- Het hotel heeft toeristen van over de hele wereld gehuisvest.
- De gemeente heeft vluchtelingen in verschillende wijken gehuisvest.