indiceren

Conjugations List of Indiceren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikindiceerindiceerdeheb geïndiceerd
jij, je, uindiceertindiceerdehebt geïndiceerd
hij, zij, hetindiceertindiceerdeheeft geïndiceerd
wijindicerenindiceerdenhebben geïndiceerd
jullieindicerenindiceerdenhebben geïndiceerd
zij, zeindicerenindiceerdenhebben geïndiceerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Indiceren with some of the pronouns.

  • Ik indiceer de juiste behandeling voor de patiënt.
  • Jij indiceert de oorzaak van het probleem.
  • Hij/Zij indiceert de mogelijke oplossingen.
  • Wij indiceren de beste route naar de stad.
  • Zij indiceren de aanwezigheid van gevaar.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Indiceren with some of the pronouns.

  • Ik indiceerde vroeger de verkeerde behandelingen.
  • Jij indiceerde altijd de oorzaken van de problemen.
  • Hij/Zij indiceerde regelmatig de verkeerde diagnoses.
  • Wij indiceerden vaak de slechtste opties.
  • Zij indiceerden soms onnodige onderzoeken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Indiceren with some of the pronouns.

  • Ik heb geïndiceerd welke medicijnen nodig zijn.
  • Jij hebt de symptomen goed geïndiceerd.
  • Hij/Zij heeft de resultaten duidelijk geïndiceerd.
  • Wij hebben de aandoening correct geïndiceerd.
  • Zij hebben de urgentie van de situatie geïndiceerd.