inscheppen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schep in | schepte in | heb ingeschept |
jij, je, u | schept in | schepte in | hebt ingeschept |
hij, zij, het | schept in | schepte in | heeft ingeschept |
wij | scheppen in | schepten in | hebben ingeschept |
jullie | scheppen in | schepten in | hebben ingeschept |
zij, ze | scheppen in | schepten in | hebben ingeschept |
PresensBeta
Example presens sentences for Inscheppen with some of the pronouns.
- Ik schep op over mijn nieuwe baan.
- Jij schept op over je prestaties.
- Hij/zij/het schept op over zijn/haar succes.
- Wij schepen op over onze vakantieplannen.
- Jullie scheppen op over jullie kookkunsten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inscheppen with some of the pronouns.
- Ik schepte op over mijn uitstapje naar de dierentuin.
- Jij schepte op over je goede cijfers.
- Hij/zij/het schepte op over zijn/haar verre reizen.
- Wij schepten op over onze familietradities.
- Jullie schepten op over jullie sportprestaties.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inscheppen with some of the pronouns.
- Ik heb opgeschept over mijn reiservaringen.
- Jij hebt opgeschept over je overwinning.
- Hij/zij/het heeft opgeschept over zijn/haar talenten.
- Wij hebben opgeschept over ons nieuwe huis.
- Jullie hebben opgeschept over jullie pretparkavontuur.