institueren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | institueer | institueerde | heb geïnstitueerd |
jij, je, u | institueert | institueerde | hebt geïnstitueerd |
hij, zij, het | institueert | institueerde | heeft geïnstitueerd |
wij | institueren | institueerden | hebben geïnstitueerd |
jullie | institueren | institueerden | hebben geïnstitueerd |
zij, ze | institueren | institueerden | hebben geïnstitueerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Institueren with some of the pronouns.
- Ik institueer een nieuwe regel voor de klas.
- Jij institueert veranderingen in het onderwijs.
- Hij/Zij institueert een nieuwe werkmethode.
- Wij institueren een commissie om het probleem op te lossen.
- Zij institueren een nieuw schoolbeleid.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Institueren with some of the pronouns.
- Ik institueerde vorig jaar een nieuwe regel voor de klas.
- Jij institueerde veranderingen in het onderwijs tijdens je vorige baan.
- Hij/Zij institueerde een nieuwe werkmethode toen hij/zij directeur was.
- Wij institueerden een commissie om het probleem op te lossen.
- Zij institueerden een nieuw schoolbeleid tijdens de vergadering.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Institueren with some of the pronouns.
- Ik heb een nieuwe regel voor de klas geïnstitueerd.
- Jij hebt veranderingen in het onderwijs geïnstitueerd.
- Hij/Zij heeft een nieuwe werkmethode geïnstitueerd.
- Wij hebben een commissie geïnstitueerd om het probleem op te lossen.
- Zij hebben een nieuw schoolbeleid geïnstitueerd.