interageren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | interageer | interageerde | heb geïnterageerd |
jij, je, u | interageert | interageerde | hebt geïnterageerd |
hij, zij, het | interageert | interageerde | heeft geïnterageerd |
wij | interageren | interageerden | hebben geïnterageerd |
jullie | interageren | interageerden | hebben geïnterageerd |
zij, ze | interageren | interageerden | hebben geïnterageerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Interageren with some of the pronouns.
- Ik interageer met mijn collega's op het werk.
- Jij interageert regelmatig met klanten.
- Hij/Zij interageert graag met nieuwe mensen.
- Wij interageren vaak met andere teams binnen het bedrijf.
- Zij interageren op een positieve manier met de gemeenschap.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Interageren with some of the pronouns.
- Vroeger interageerde ik meer met mijn buren.
- Jij interageerde veel met je klasgenoten in het verleden.
- Hij/Zij interageerde altijd vriendelijk met iedereen.
- Wij interageerden regelmatig met onze vorige manager.
- Zij interageerden vroeger veel met dezelfde groep mensen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Interageren with some of the pronouns.
- Ik heb geïnterageerd met verschillende experts in het veld.
- Jij bent al eerder met deze groep mensen geïnterageerd.
- Hij/Zij is recentelijk met succes geïnterageerd met potentiële investeerders.
- Wij hebben al veel geïnterageerd tijdens dit evenement.
- Zij hebben al intensief geïnterageerd met de lokale bevolking.