intoneren

Conjugations List of Intoneren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikintoneerintoneerdeheb geïntoneerd
jij, je, uintoneertintoneerdehebt geïntoneerd
hij, zij, hetintoneertintoneerdeheeft geïntoneerd
wijintonerenintoneerdenhebben geïntoneerd
jullieintonerenintoneerdenhebben geïntoneerd
zij, zeintonerenintoneerdenhebben geïntoneerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Intoneren with some of the pronouns.

  • Ik intoneer de muziek tijdens de repetitie.
  • Jij intoneert je stem prachtig in het koor.
  • Hij intoneert de woorden met precisie.
  • Zij intoneren het lied samen met het orkest.
  • Wij intoneren de zinnen tijdens de taalles.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Intoneren with some of the pronouns.

  • Vroeger intoneerde ik de muziek met meer twijfel.
  • Toen jij jong was, intoneerde je je stem minder goed.
  • Hij intoneerde de melodie vroeger met minder precisie.
  • Zij intoneerden het lied vaak samen met het koor.
  • Wij intoneerden de zinnen altijd tijdens de les van onze vorige leraar.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Intoneren with some of the pronouns.

  • Ik heb de melodie perfect geïntoneerd.
  • Jij hebt je stem prachtig geïntoneerd in het concert.
  • Hij heeft de toonhoogte nauwkeurig geïntoneerd.
  • Zij hebben het lied vloeiend geïntoneerd met het ensemble.
  • Wij hebben de zinnen correct geïntoneerd tijdens de presentatie.