jalonneren

Conjugations List of Jalonneren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikjalonneerjalonneerdeheb gejalonneerd
jij, je, ujalonneertjalonneerdehebt gejalonneerd
hij, zij, hetjalonneertjalonneerdeheeft gejalonneerd
wijjalonnerenjalonneerdenhebben gejalonneerd
julliejalonnerenjalonneerdenhebben gejalonneerd
zij, zejalonnerenjalonneerdenhebben gejalonneerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Jalonneren with some of the pronouns.

  • Ik jalonmeer de weg naar het park.
  • Jij jaloneert de grenzen van het gebied.
  • Hij jalon-neert de bouwlocaties in de stad.
  • Wij jalonneren de fietspaden in de buurt.
  • Zij jalonneren de wandelpaden in het bos.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Jalonneren with some of the pronouns.

  • Ik jaloneerde de weg naar het park.
  • Jij jaloneerde de grenzen van het gebied.
  • Hij jaloneerde de bouwlocaties in de stad.
  • Wij jaloneerden de fietspaden in de buurt.
  • Zij jaloneerden de wandelpaden in het bos.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Jalonneren with some of the pronouns.

  • Ik heb de weg naar het park gejaloneerd.
  • Jij hebt de grenzen van het gebied gejaloneerd.
  • Hij heeft de bouwlocaties in de stad gejaloneerd.
  • Wij hebben de fietspaden in de buurt gejaloneerd.
  • Zij hebben de wandelpaden in het bos gejaloneerd.