kroezelen

Conjugations List of Kroezelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkroezelkroezeldeheb gekroezeld
jij, je, ukroezeltkroezeldehebt gekroezeld
hij, zij, hetkroezeltkroezeldeheeft gekroezeld
wijkroezelenkroezeldenhebben gekroezeld
julliekroezelenkroezeldenhebben gekroezeld
zij, zekroezelenkroezeldenhebben gekroezeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Kroezelen with some of the pronouns.

  • Ik kroezel mijn haar elke ochtend.
  • Jij kroezelt je wenkbrauwen als je nadenkt.
  • Hij kroezelt de bladzijden van het boek terwijl hij leest.
  • Wij kroezelen onze kleren voordat we ze aantrekken.
  • Zij kroezelen hun veters voordat ze gaan sporten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kroezelen with some of the pronouns.

  • Vroeger kroeselden we ons haar met permanentvloeistof.
  • Toen ik klein was, kroeselde ik altijd mijn poppenharen.
  • Hij kroeselde de randen van het papier terwijl hij aan het tekenen was.
  • In die tijd kroeselden wij onze kleren met een strijkijzer.
  • Als kind kroeselden zij hun veters altijd extra strak.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kroezelen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn haar gekroezeld voor het feest.
  • Jij hebt je wenkbrauwen gekroezeld met een speciale gel.
  • Hij heeft de bladzijden van het boek gekroezeld tijdens het studeren.
  • Wij hebben onze kleren gekroezeld om een modieuze look te creëren.
  • Zij hebben hun veters gekroezeld zodat ze niet losraken tijdens het rennen.