leegzuigen

Conjugations List of Leegzuigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzuig leegzoog leegheb leeggezogen
jij, je, uzuigt leegzoog leeghebt leeggezogen
hij, zij, hetzuigt leegzoog leegheeft leeggezogen
wijzuigen leegzogen leeghebben leeggezogen
julliezuigen leegzogen leeghebben leeggezogen
zij, zezuigen leegzogen leeghebben leeggezogen

Presens
Beta

Example presens sentences for Leegzuigen with some of the pronouns.

  • Ik leegzuig de fles.
  • Jij leegzuigt het glas.
  • Hij/Zij leegzuigt de tank.
  • Wij leegzuigen de batterijen.
  • Zij leegzuigen de bekers.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Leegzuigen with some of the pronouns.

  • Ik zoog de fles leeg.
  • Jij zoog het glas leeg.
  • Hij/Zij zoog de tank leeg.
  • Wij zogen de batterijen leeg.
  • Zij zogen de bekers leeg.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Leegzuigen with some of the pronouns.

  • Ik heb de fles leeggezogen.
  • Jij hebt het glas leeggezogen.
  • Hij/Zij heeft de tank leeggezogen.
  • Wij hebben de batterijen leeggezogen.
  • Zij hebben de bekers leeggezogen.