losnemen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | neem los | nam los | heb losgenomen |
jij, je, u | neemt los | nam los | hebt losgenomen |
hij, zij, het | neemt los | nam los | heeft losgenomen |
wij | nemen los | namen los | hebben losgenomen |
jullie | nemen los | namen los | hebben losgenomen |
zij, ze | nemen los | namen los | hebben losgenomen |
PresensBeta
Example presens sentences for Losnemen with some of the pronouns.
- Ik neem de sleutel los.
- Jij neemt de foto's los.
- Hij/zij neemt de boeken los.
- Wij nemen de kleren los.
- Zij nemen de knopen los.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Losnemen with some of the pronouns.
- Ik nam de beugel los.
- Jij nam de bloemen los.
- Hij/zij nam de poster los.
- Wij namen de stickers los.
- Zij namen de draad los.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Losnemen with some of the pronouns.
- Ik heb de stekker losgenomen.
- Jij hebt de banden losgenomen.
- Hij/zij heeft de verf losgenomen.
- Wij hebben de schroeven losgenomen.
- Zij hebben de nagels losgenomen.