maroderen

Conjugations List of Maroderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmarodeermarodeerdeheb gemarodeerd
jij, je, umarodeertmarodeerdehebt gemarodeerd
hij, zij, hetmarodeertmarodeerdeheeft gemarodeerd
wijmaroderenmarodeerdenhebben gemarodeerd
julliemaroderenmarodeerdenhebben gemarodeerd
zij, zemaroderenmarodeerdenhebben gemarodeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Maroderen with some of the pronouns.

  • Ik marodeer in de keuken om een maaltijd te bereiden.
  • Jij marodeert vaak met je kledingstijl.
  • Hij marodeert regelmatig met zijn financiën.
  • Zij marodeert graag in haar tuin en verzorgt de planten.
  • Wij maroderen samen aan dit project.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Maroderen with some of the pronouns.

  • Vroeger marodeerde ik altijd in de keuken, maar nu bestel ik vaker eten.
  • Jij marodeerde vaak met je kledingstijl toen je jonger was.
  • Hij marodeerde regelmatig met zijn financiën en had veel geldproblemen.
  • Zij marodeerde graag in haar tuin en genoot van de natuur.
  • Wij marodeerden samen aan dit project en maakten veel fouten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Maroderen with some of the pronouns.

  • Ik heb gemarodeerd in de keuken en een heerlijke maaltijd bereid.
  • Jij bent vaak aan het maroderen geweest met je kledingstijl.
  • Hij heeft regelmatig gemarodeerd met zijn financiën en nu zit hij in de schulden.
  • Zij heeft graag in haar tuin gemarodeerd en de planten goed verzorgd.
  • Wij hebben samen aan dit project gemarodeerd en zijn trots op het resultaat.