misgooien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gooi mis | gooide mis | heb misgegooid |
jij, je, u | gooit mis | gooide mis | hebt misgegooid |
hij, zij, het | gooit mis | gooide mis | heeft misgegooid |
wij | gooien mis | gooiden mis | hebben misgegooid |
jullie | gooien mis | gooiden mis | hebben misgegooid |
zij, ze | gooien mis | gooiden mis | hebben misgegooid |
Presens
Example presens sentences for Misgooien with some of the pronouns.
- Ik misgooi de bal tijdens het spel.
- Jij misgooit je kans om te winnen.
- Hij misgooit altijd zijn portemonnee.
- Zij misgooien de dobbelstenen bij het spel.
- We misgooien onze plannen door het slechte weer.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Misgooien with some of the pronouns.
- Ik gooide de bal mis tijdens het spel.
- Jij gooide je kans mis om te winnen.
- Hij gooide altijd zijn portemonnee mis.
- Zij gooiden de dobbelstenen mis bij het spel.
- We gooiden onze plannen mis door het slechte weer.
Perfectum
Example perfectum sentences for Misgooien with some of the pronouns.
- Ik heb de bal misgegooid tijdens het spel.
- Jij hebt je kans gemist om te winnen.
- Hij heeft altijd zijn portemonnee misgegooid.
- Zij hebben de dobbelstenen misgegooid bij het spel.
- We hebben onze plannen misgegooid door het slechte weer.