naasten

Conjugations List of Naasten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iknaastnaastteheb genaast
jij, je, unaastnaasttehebt genaast
hij, zij, hetnaastnaastteheeft genaast
wijnaastennaasttenhebben genaast
jullienaastennaasttenhebben genaast
zij, zenaastennaasttenhebben genaast

Presens
Beta

Example presens sentences for Naasten with some of the pronouns.

  • Ik help mijn naasten graag.
  • Jij steunt je naasten in moeilijke tijden.
  • Hij/zij staat altijd voor zijn/haar naasten klaar.
  • Wij ondersteunen onze naasten met liefde.
  • Jullie steunen jullie naasten op verschillende manieren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Naasten with some of the pronouns.

  • Vroeger hielp ik mijn naasten regelmatig.
  • Toen ik jonger was, steunde ik mijn naasten vaak.
  • Hij/zij stond altijd klaar om zijn/haar naasten te helpen.
  • In die tijd ondersteunden wij onze naasten enorm.
  • Vroeger hielpen jullie jullie naasten zonder aarzeling.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Naasten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn naasten geholpen toen ze het nodig hadden.
  • Jij bent er altijd geweest voor je naasten.
  • Hij/zij heeft zijn/haar naasten gesteund tijdens de moeilijke periode.
  • Wij hebben onze naasten liefdevol ondersteund.
  • Jullie hebben jullie naasten op allerlei manieren geholpen.