naspeuren

Conjugations List of Naspeuren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspeur naspeurde naheb nagespeurd
jij, je, uspeurt naspeurde nahebt nagespeurd
hij, zij, hetspeurt naspeurde naheeft nagespeurd
wijspeuren naspeurden nahebben nagespeurd
julliespeuren naspeurden nahebben nagespeurd
zij, zespeuren naspeurden nahebben nagespeurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Naspeuren with some of the pronouns.

  • Ik speur de zaak na om meer informatie te vinden.
  • Jij speurt altijd alles nauwkeurig na.
  • Hij/Zij speurt de kamer af op zoek naar zijn/haar sleutels.
  • Wij speuren het internet af naar interessante artikelen.
  • Jullie speuren de omgeving af op zoek naar sporen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Naspeuren with some of the pronouns.

  • Vroeger speurde ik regelmatig het bos na op zoek naar verborgen schatten.
  • Toen speurden jullie de hele stad af op zoek naar die verloren hond.
  • Hij/Zij speurde vroeger altijd alle krantenartikelen nauwkeurig na.
  • In mijn jeugd speurden wij vaak de zolder af op zoek naar oude spullen.
  • Iedere avond speurden zij het strand af op zoek naar bijzondere schelpen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Naspeuren with some of the pronouns.

  • Ik heb de zaak nagespeurd en geen verdachte activiteiten gevonden.
  • Jij hebt het hele rapport grondig nagespeurd.
  • Hij/Zij heeft alle boekenkasten nagespeurd, maar het boek is nergens te vinden.
  • Wij hebben de gegevens nauwkeurig nagespeurd en fouten gecorrigeerd.
  • Jullie hebben de route zorgvuldig nagespeurd en zijn nu goed voorbereid.