omverhalen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | haal omver | haalde omver | heb omvergehaald |
jij, je, u | haalt omver | haalde omver | hebt omvergehaald |
hij, zij, het | haalt omver | haalde omver | heeft omvergehaald |
wij | halen omver | haalden omver | hebben omvergehaald |
jullie | halen omver | haalden omver | hebben omvergehaald |
zij, ze | halen omver | haalden omver | hebben omvergehaald |
PresensBeta
Example presens sentences for Omverhalen with some of the pronouns.
- Ik verhaal de gebeurtenissen om.
- Jij verhaalt de anekdote om.
- Hij/Zij verhaalt het sprookje om.
- Wij verhalen de legende om.
- Zij verhalen de geschiedenis om.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Omverhalen with some of the pronouns.
- Ik verhaalde de gebeurtenissen om.
- Jij verhaalde de anekdote om.
- Hij/Zij verhaalde het sprookje om.
- Wij verhaalden de legende om.
- Zij verhaalden de geschiedenis om.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Omverhalen with some of the pronouns.
- Ik heb de gebeurtenissen omverhaald.
- Jij hebt de anekdote omverhaald.
- Hij/Zij heeft het sprookje omverhaald.
- Wij hebben de legende omverhaald.
- Zij hebben de geschiedenis omverhaald.