ontluizen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontluis | ontluisde | heb ontluisd |
jij, je, u | ontluist | ontluisde | hebt ontluisd |
hij, zij, het | ontluist | ontluisde | heeft ontluisd |
wij | ontluizen | ontluisden | hebben ontluisd |
jullie | ontluizen | ontluisden | hebben ontluisd |
zij, ze | ontluizen | ontluisden | hebben ontluisd |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontluizen with some of the pronouns.
- Ik ontluiz
- Jij ontluist
- Hij/Zij/Het ontluist
- Wij ontluizen
- Jullie ontluizen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontluizen with some of the pronouns.
- Ik ontluiste
- Jij ontluiste
- Hij/Zij/Het ontluiste
- Wij ontluisten
- Jullie ontluisten
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontluizen with some of the pronouns.
- Ik heb ontluist
- Jij hebt ontluist
- Hij/Zij/Het heeft ontluist
- Wij hebben ontluist
- Jullie hebben ontluist