ontvlechten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontvlecht | ontvlocht | heb ontvlochten |
jij, je, u | ontvlecht | ontvlocht | hebt ontvlochten |
hij, zij, het | ontvlecht | ontvlocht | heeft ontvlochten |
wij | ontvlechten | ontvlochten | hebben ontvlochten |
jullie | ontvlechten | ontvlochten | hebben ontvlochten |
zij, ze | ontvlechten | ontvlochten | hebben ontvlochten |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontvlechten with some of the pronouns.
- Ik ontvlecht de knopen in het touw.
- Jij ontvlecht de draden van de stof.
- Hij ontvlecht de haren met zijn kam.
- Zij ontvlechten de problemen in kleine stukjes.
- We ontvlechten de verschillende aspecten van het probleem.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontvlechten with some of the pronouns.
- Vroeger ontvlocht ik altijd de knopen in het touw.
- Jij ontvlocht vroeger de draden van de stof.
- Hij ontvlocht vroeger de haren met zijn kam.
- Zij ontvlochten vroeger de problemen in kleine stukjes.
- We ontvlochten vroeger de verschillende aspecten van het probleem.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontvlechten with some of the pronouns.
- Ik heb de knopen in het touw ontvlochten.
- Jij hebt de draden van de stof ontvlochten.
- Hij heeft de haren met zijn kam ontvlochten.
- Zij hebben de problemen in kleine stukjes ontvlochten.
- We hebben de verschillende aspecten van het probleem ontvlochten.