ophoesten

Conjugations List of Ophoesten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhoest ophoestte opheb opgehoest
jij, je, uhoest ophoestte ophebt opgehoest
hij, zij, hethoest ophoestte opheeft opgehoest
wijhoesten ophoestten ophebben opgehoest
julliehoesten ophoestten ophebben opgehoest
zij, zehoesten ophoestten ophebben opgehoest

Presens

Example presens sentences for Ophoesten with some of the pronouns.

  • Ik hoest op tijdens de vergadering.
  • Jij hoest regelmatig.
  • Hij hoest veel slijm op.
  • Zij hoesten luidruchtig in het theater.
  • Wij hoesten vaak na het eten.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Ophoesten with some of the pronouns.

  • Ik hoestte vroeger altijd op als ik verkouden was.
  • Jij hoestte steeds op tijdens de les.
  • Hij hoestte veel slijm op toen hij bronchitis had.
  • Zij hoestten luidruchtig op in het ziekenhuis.
  • Wij hoestten regelmatig op in die periode.

Perfectum

Example perfectum sentences for Ophoesten with some of the pronouns.

  • Ik heb slijm opgehoest.
  • Jij hebt regelmatig opgehoest.
  • Hij heeft flink opgehoest tijdens zijn ziekte.
  • Zij hebben gisteren luidruchtig opgehoest.
  • Wij hebben al het slijm opgehoest.